Truffelceremonie: Dagboek van mijn heftige reis

“Nou nou, dat werd ook wel tijd of niet”, zei het plantmedicijn tegen me.

Mijn lichaam kronkelde heen en weer. Ik beet van me af, mijn tanden klapten hard op elkaar, en ondertussen schopten mijn voeten ergens tegenaan. Ik weet niet wat ik weg schopte, ik weet niet waarom ik als een tijger heen en weer bewoog en van me afbeet, maar ik had iets te beschermen.” 

Fase 0 Stilte

Afgelopen week kreeg ik iedere keer als ik verbinding maakte met de aankomende ceremonie, een gevoel van totale leegte, stilte. Een stilte waar alles oke is, alles is zoals het moet zijn. Waar er eigenlijk helemaal niets is.

Wanneer ik invoelde waar ik behoefte aan had, was er volledige stilte.
Toen ik me afvroeg of ik nog een voorwerp mee wilde naar de ceremonie, was er totale stilte.
Zelfs op de heenweg naar de ceremonie ruimte toe, was er complete stilte, wanneer ik nadacht over de ceremonie.

Alsof ik niet wist wat ik niet wist.
Of misschien wist ik ergens wel wat er ging komen, maar stopte dat weg, omdat ik anders niet gegaan zou zijn…

Toen we op onze matrasjes zaten en de keus kregen om Rape te gebruiken, merkte ik een sterk verlangen daarna. De dagen ervoor was constant het gevoel om dat niet voorafgaand aan de truffels te doen. Maar hier, nu, zo op dit matrasje, in deze setting, wilde ik het toch.

Ik denk dat het was om me gerust te stellen.
Me open te stellen om me echt over te gaan geven.
Iets dat echt nodig bleek te zijn, een half uurtje later.

Maar nu, hier op het matje, wist ik nog niet wat er aan zat te komen.

Gerline kwam voor me zitten met de Rape pijp. Direct na het innemen van het plantmedicijn kwam ik in een staat van enorme euforie, dankbaarheid, blijdschap.

Het enige wat ik nog dacht was: “Ah, het wordt dus zo’n ceremonie. Wat fijn!”


Daar, op dat matje, met mijn enorme glimlach en tinteling van alles overheersende blijdschap en dankbaarheid, was het laatste moment in 4 uur dat ik me vredig en rustig zou voelen.



Fase 1 Loskomen

Ik heb moeite om me over te geven. Het medicijn merkt het ook en helpt me stapsgewijs. “Eerst een beetje loskomen van je lichaam” zegt ze.

Mijn lijf tintelt. Het is alsof alle deeltjes van mijn lijf los te zien en voelen zijn. Ik sta zo open dat ik alles voel.

Ik hoor alles.
Anne speelt piano. Ik hoor het prachtige nummer vaag op de achtergrond. Het enige dat ik echt hoor is hoe haar vingers hard neerkomen op de toetsen, hoe de toetsen hard de ondergrond raken. Ik hoor hoe het krukje kraakt. Hoe er iets knispert. De trein in de verte. De blaadjes aan de bomen. Het knisperen van mijn kussen onder mijn hoofd is bijna oorverdovend. Ik hoor alles. 

Ik proef alles.
Volgens mij doet Gerline Rape, want ik ruik en proef de rape smaak in mijn mond. 

De grote gong komt binnengerold. Ik ruik de gong zo intens dat de smaak van heel oud ijzer, een bloederige smaak, zijn mond vult.

Ik voel alles.
De muziek trillingen bewegen iedere cel van mijn lichaam. “Dit is wat geluid, muziek, verhalen, woorden met je doen” zegt het medicijn. “Ieder ding dat er om je heen plaatsvindt heeft invloed op iedere cel in je lichaam. Ook bij je kinderen. Alles wat er gezegd, gespeeld, geluisterd, verteld wordt, vormt iedere cel van het lichaam.”.

Ik zie alles.
Hoewel ik met mijn ogen dicht lig zie ik hoe de muziek door de kamer beweegt. De golven van geluid laten alles trillen tot in de diepste vezel.

“Ik denk niet dat ik wil” zeg ik.
“Hmm.” Zegt het plantmedicijn.
“Ik moet plassen”, zeg ik, om me maar niet echt over te hoeven geven.
“Hmm.” Zegt ze.

Ik begin te bewegen, te kronkelen, ik voel hoe er vanalles in mijn lichaam losgemaakt wordt.
“Oke nou doe dan maar” denk ik nog als ik me eindelijk volledig overgeef. 

Fase 2 Kotsen en Plassen

“Nou nou, dat werd ook wel tijd of niet”, zei het plantmedicijn tegen me.

Mijn lichaam kronkelde heen en weer. Ik beet van me af, mijn tanden klapten hard op elkaar, en ondertussen schopten mijn voeten ergens tegenaan. Ik weet niet wat ik wegschopte, ik weet niet waarom ik als een tijger heen en weer bewoog en van me afbeet, maar ik had iets te beschermen. 

“Ik heb ze zelden zo schoon gezien”, zei een ander deel van het plantmedicijn, refererend aan mijn lichaam. Er klonk verwondering in door. De week voor de truffelceremonie werd ik na anderhalf jaar tijd weer  toegetrokken naar sapvasten. Hoewel het beter was om vast te eten voor een ceremonie voor wat meer gronding, merkte ik aan alles dat ik absoluut niet moest eten. En dus, ging ik helemaal ‘leeg’, maar vol van 3-4 liter groentesap per dag, de ceremonie in.

“Moet ik straks niet kotsen?”, vroeg ik.

“Nee, het is hier zo schoon vanbinnen. En dat is goed ook. Als je gegeten zou hebben dan zou je de hele avond hebben overgegeven. Er zit hier zo veel in je lijf opgeslagen, dat moet eruit. Dit is waarom je moest sapvasten. Je moet niet je tijd verspillen aan overgeven. We moeten opruimen. Er moet zo veel uit.” Zei het plantmedicijn.

“Ik moet plassen” zei ik.
“Ja dat kan. Maar je moet hier wel blijven”. Zei ze.
“Dalijk plas ik in mijn broek”
“Welnee, als je slaapt plas je toch ook niet zomaar in bed?”
“Oja. Dat is zo”.

“Moet ik zo echt niet kotsen?” vroeg ik opnieuw.
Waarom ik zo met plassen en kotsen bezig was, wist ik niet echt. Het leek een afleiding te zijn, zodat ik nog even niet volledig hoefde over te gaan naar het stuk waar het echt pijn ging doen.

“Nee, je hoeft echt niet te kotsen. Je hebt het nu een keer of 7 gevraagd. Je hoeft niet te kotsen. Geloof me nou eens.”

Daar lag ik, voor mijn gevoel wel een uur lang, en misschien was dat ook wel echt zo, te kronkelen, bewegen, te knarsetanden, te worstelen.
Iedere beweging maakte iets los in mijn lijf, in mijn onderbewuste en in mijn emoties.
Dingen die losgeschud werden, zodat ze er voor eens en voor altijd uitgewerkt kon worden.

Daar lag ik, te vragen of ik niet toch moest kotsen, of in bed zou plassen. Bezig om met mijn laatste stukje denken niet die volledige overgave in te hoeven. Want ergens wist ik wel dat dat pijn ging doen.

“Oke… daar gaan we.”

Fase 3 Hartverscheurend

“Kom maar, ik help je wel” werd er gezongen.

Ik zat naast mama haar bed. Het bed waarop ze zo zou sterven.
Ik werd teruggeworpen naar 14 april 2021. Het was donker. Het was verdrietig. Mama stond op het punt van overlijden en ik zei haar ‘Kom maar, ik help je wel’.

Ik pakte haar hand, en barste in huilen uit. Verscheurd, werd ik.
“Ik wil dat jij mij helpt.” Zei ik “Ik wil dit helemaal niet. Ik wil helemaal niet dat je dood gaat. Hoe kan ik nou zonder je. Ik kan helemaal niet zonder je, ik wil dat niet, jij moet mij helpen, niet ik jou.” Terwijl ik dit tegen mama zei, verscheurd door verdriet, opende er een poort naar de pijn, eenzaamheid, angst en het verdriet dat er diep in me zat.

Mama nam me mee naar haar perspectief.
Mama en ik hingen links boven in de lucht. Ik keek door haar ogen, maar ook door die van mij. Daar reed haar lichaam, in de lijkauto. We hadden net op 17 april 2021 de uitvaart gehad en door corona mocht niemand mee naar de plek waar ze gecremeerd zou worden.

“Dit vond ik niet leuk”, zei ze.
“Dit was het moment dat ik besefte dat ik echt bij jullie weg was.”
Samen begonnen we te huilen.
Ik verdrietig omdat mama dood is. Mama verdrietig omdat haar lichaam dood is en ze niet bij ons kan zijn.
“Ik ben er altijd. Maar ik denk dat ik de laatste tijd wat te ver weg was voor je.” Zei ze.
“Kom, ik laat je wat zien.”

Vanuit datzelfde bovenaanzicht nam ze me mee naar de jongens. John lag in bed met baby Harvey, Jayson lag ernaast op z’n eigen matras.
“Ik kan jullie altijd zien. Ik ben er altijd, als ik dat wil. Maar ik vind het niet leuk dat ik jullie niet kan vasthouden.” Zei ze.

“Je moet wat voor me doen”, zei ze.
Voordat ik kon instemmen, kreeg ik een enorme pijn in mijn borstkast, zo veel verdriet, zo veel hartverscheurend pijnlijk verdriet. Ik bleef maar huilen. 

En besefte me, dat ik aan het huilen was voor mijn broertje. Mama had me gevraagd om een stukje van zijn onverwerkte verdriet te doorleven.
Wow. Zo veel pijn van verdriet, zo’n lawine aan intense rouw. Dit deed pijn.

“Je hebt me in de steek gelaten,” huilde ik. De tranen stroomden over mijn gezicht, ademhalen lukte amper door m’n snotneus. “Ik wil helemaal niet zonder je. Je hebt me verlaten. Ik ben boos op je dat je dat hebt gedaan.”

“Ja, ik ben ook boos.” Zei ze, terwijl we samen huilden.
“Maar weet ook dat mijn kanker nodig was voor mij om te worden wie ik echt wilde zijn. Zonder dat, zou ik niet zijn geworden wie ik wilde. En zonder mijn dood zou kleine Harvey er niet zijn geweest.” Vertelde mama.

Ik barste weer in huilen uit. Kleine lieve Harvey.


Fase 4 Kleine Harvey & Jayson

Kleine Harvey.
“Soms in de nacht, als ik slaap, ga ik de verkeerde kant op. Dan zweef ik hier weg en word ik bang. Ik wil niet weg, ik wil bij jullie zijn. Als ik weg zweef word ik verdrietig en bang. Ik wil niet bang zijn, ik wil dicht bij jullie zijn. Soms word ik daarom zo verdrietig of ontroostbaar. Ik wil heel graag hier zijn, bij jullie, ik wil niet weg zweven. Als je me vasthoudt helpt me dat.” 


Kleine Jayson
“Voel maar”, zei hij.
Ik werd overspoeld door warmte, liefde, trots, gelukzaligheid.

“Wauw”, zei ik “wat voel ik?”

“Dit voelen wij”, zei Jayson. “Harvey en ik voelen dit. Al die dingen die je iedere avond tegen ons fluistert als we slapen, horen we wel hoor. We horen je liefde, we voelen je trots. We voelen ons zo geliefd. En dat je spijt hebt van de momenten dat je boos was op me is helemaal niet nodig. Laat dat nou maar los. We zijn allemaal aan het leren.”

“Ieder ding dat je denkt, zegt en voelt, weet ik. Harvey als hij wakker wordt in de nacht en voelt dat je naast hem ligt. Ik als ik lig te slapen en je in mijn oor fluistert welke dingen je trots op bent of dat je van me houdt.”

Een tijd lang mocht ik me wentelen in dit totaal alles omvattende gevoel van onvoorwaardelijke liefde.
Wat een prachtig gevoel is dit.

Fase 5 De Mix

Ik merk dat ik langzaam weer terug op aarde kom.
Nog steeds moet ik plassen, maar mijn benen doen het nog niet.
Ik ga rechtop zitten, maar merk direct dat ik nog niet genoeg geland ben.
Ik ga weer liggen. En opnieuw overspoelt verdriet mijn lichaam.

“Ik mis je zo.” Mompel ik huilend.
“Je hebt me in de steek gelaten terwijl ik je nodig heb met de jongens. Ik wil niet dat je dood bent”, jammer ik.

“Zal ik wat dichterbij blijven vanaf nu? Ja, dat zal ik doen, ik was wat te ver weg de laatste tijd. Hoewel ik er altijd ben en jullie altijd zie. Ik ben er altijd. Maar ik snap wel wat je bedoelt.”, zei mama. Ze pakt me vast. Ze is trots op me, ze houdt van me, ze zou net zo graag dicht bij ons zijn, zoals ik wil dat zij bij ons is. 

“Ik mis je gewoon zo”. Half hier op aarde, half in de andere wereld voel ik nog steeds verdriet en gemis. Maar ik word niet meer verscheurd. 

Ineens besef ik me dat ik sinds mama’s overlijden alleen nog maar cacao-ceremonies gedaan heb. Waar ik stapsgewijs heel wat verdriet een plek heb gegeven. Maar sindsdien nooit meer ayahuasca, of zoals nu een truffelceremonie, heb gedaan.

“Neem maar de volle dosis”, hoorde ik in het begin, terwijl ik eigenlijk een kleinere dosis truffels zou krijgen. Nu snap ik waarom. Om me echt over te kunnen geven aan dit verwerkingsproces moest ik er volledig ingeslingerd worden.

“Ik moet plassen. Ik denk echt dat ik nu moet gaan”.
Ik sta op. Een beetje wankel loop ik naar de wc. Nog half afwezig merk ik de opluchting in mijn lijf. Ik slof weer terug, plof op mijn matrasje en hoor de muziek.

De euforie van het begin is terug. Ik dans en beweeg op wat Anne zingt. Ik huil ondertussen, de tranen stromen over mijn wangen.

Dankbaarheid, gemis, euforie, verdriet, gelukzaligheid en boosheid, alles wisselt zich af.

Dit is het leven.

Alles bij elkaar, alles door elkaar, alles naast elkaar.



Dit soort updates ontvang je ook als je bent ingeschreven voor mijn maandelijkse mail! Een soort brief, van vriendin naar vriendin, waarin ik je meeneem in waar ik zoal mee bezig ben en uiteraard wat jij daar ook weer van kunt leren. Lees je mee?